Vraag een doorsnee debater wat ze weten van de hedendaagse argumentatieleer en u krijgt een blik leger dan het donkere hart van Gargamel. “Ik lees The Economist, dat is toch genoeg?”. Nee, dat is niet genoeg. Debatteren draait om argumentatie en argumentatie is een volwassen academische discipline waar debaters naar hartenlust uit zouden kunnen, nee, moeten putten. In deze reeks maak ik u een beetje wegwijs in die wereld, vandaag over…
(Pragma)dialectiek
Wij debaters zijn gewend meningsverschillen als spel te zien. Buiten de debatwereld is dit niet gebruikelijk. Wat als we dat wel doen? Wanneer is iets ‘buitenspel’, wanneer een ‘goal’?
Verschillende auteurs uit informeel-logische hoek expliciteerden de regels van een meningsverschil door, net als bij voetbal, tactische zetten, rollen en succescriteria te beredeneren en vast te leggen . Kamlah en Lorenzen stelden in hun ‘Logischen Propädeutik’ bijvoorbeeld dat een tegenstander “wint” wanneer hij succesvol één van beide leden van de uitspraak “A én B is waar” aanvalt, maar de tegenstander mag elk lid maar éénmaal aanvallen. Elke logische uitspraak heeft zijn eigen verzamelingen van tactische handelingen op het gebied van beweren, aanvallen en verdedigen. Dit inspireerde de formele dialectiek van Barth en Krabbe, waarin ze meer dan dertig ‘spelregels’ opstellen, met regels als “er moet een propositie en een oppositie zijn”, “de oppositie heeft een neutrale contrapositie jegens de propositie” en “een speler kan zich verdedigen middels een tegenaanval óf een protectieve verdediging”. Deze rollen, zetten en succescriteria definiëren gezamenlijk een ideaaltypische norm voor een “kritische discussie”.
Van Eemeren en Grootendorst ontwikkelden de pragmadialectiek om de formele dialectiek te verbinden met de taalhandelingstheorieën (zie vorig artikel). Mensen die een verschil van mening hebben, kunnen vechten, schelden óf een nette discussie voeren. Doen ze het laatste, dan hebben ze de bedoeling (illocutionaire kracht!) te appelleren aan elkaars redelijkheid, en op basis hiervan ook elkaars argumenten te beoordelen (perlocutionaire kracht!).
Discussiedeelnemers doen dit door ter plekke en vaak impliciet de spelregels van de bovengenoemde kritische discussie op dat moment te (re)construeren – waarmee dit ideaalmodel prescriptief is, omdat dames en heren professoren er lang over hebben nagedacht, het normatief is, omdat de discussiedeelnemers elkaar vaak onbewust aan deze regels houden, en het descriptief is, omdat een discussie zich ook laat beschrijven aan de hand van het al dan niet correct toepassen van de regels van het ideaalmodel, zoals ook voetbal zich laat beschrijven als het al dan niet correct toepassen van alle regels, zoals de buitenspelregel.
Dit ter plekke (re)construeren gaat niet vanzelf: een meningsverschil wordt door de deelnemers via een viertal stappen vaak onbewust ‘in het model’ gegoten. Zo moeten ze merken dat er een meningsverschil ís (openingsfase), moeten ze rollen definiëren (openingsfase), moeten ze zetten uitwisselen (argumentatiefase) en beslissen welke zetten succesvol waren en welke niet (afsluitingsfase). Elke fase heeft dan de volgende kenmerkende taalhandelingen als zetten:
Fase | Illocutionaire kracht | Taalhandeling |
---|---|---|
Confrontatie | Assertief | Een standpunt uitdrukken |
Commissief | Aanvaarden (of niet) van een standpunt, vasthouden aan het niet aanvaarden van het standpunt | |
Opening | Commissief | Aanvaarden van de uitdaging een standpunt te verdedigen |
Besluiten om discussie te beginnen; Instemmen met discussieregels | ||
Directief | Uitdagen om een standpunt te verdedigen | |
Argumentatie | Assertief | Een standpunt tot uitdrukking brengen |
Commissief | Aanvaarden of niet aanvaarden van argumentatie | |
Directief | Verzoeken om argumentatie | |
Afsluiting | Assertief | Standpunt handhaven of intrekken |
Het resultaat van discussie vaststellen | ||
Commissief | Aanvaarden (of niet) van een standpunt, vasthouden aan het niet aanvaarden van het standpunt | |
Alle fasen | Directief | Verzoeken om taalgebruiksverklaarders |
Assertief (mijn definitie: volgens de auteurs zijn taalgebruiksverklaarders declaratief.) | Leveren van taalgebruiksverklaarders (definiëren, preciseren, verhelderen. Mijns inziens ook: vlaggen). |
Dit tactisch vocabulair beschrijft debatteren én levert inzicht in illegale zetten: de uit de pragmadialectiek voortvloeiende ‘tien geboden ’ geven de beste verklaring tot nog toe voor álle drogredenen.
Wat is het praktisch nut hiervan?
Prachtige materie dus, die (pragma)dialectiek. Maar wat hebbu eraan? Het volgende:
1. De (pragma)dialectiek ligt ten grondslag aan de fair-play-opvatting van debatteren. Verdiep u erin en u wordt een beter jurylid, zoals ik in de Monash Debate Review al betoogde .
2. De debatsport poogt zoveel mogelijk het ideaalmodel van een kritische discussie te belichamen. Hoe beter u weet hoe het ideaal eruitziet, hoe beter u debatteert.
3. De debatsport belichaamt het ideaalmodel mede door zo concreet mogelijk alle rollen, zetten en succescriteria te definiëren om vervolgens sprekers hierbinnen prikkels te geven hun winstkans te maximaliseren. In (al dan niet kritische) discussies buiten de debatsport zijn de rollen, zetten en succescriteria vaak niet geformaliseerd. Wat zou er gebeuren als u dat wel doet?
Ik wil meer lezen…
Als u deze nog niet heeft:
Handboek Argumentatietheorie van Frans H. van Eemeren, Rob Grootendorst, Francisca Snoeck Henkemans e.a.
Het boek waarmee pragmadialectiek werd geboren:
Speech acts in argumentative discussions van Van Eemeren en Grootendorst.
Praktische toepassingen van pragmadialectiek:
Advances in Pragma-dialectics onder redactie van Van Eemeren.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur