De discussie over scholieren en de novicestatus duurt al zolang als de status bestaat. Toen de eerste novicefinale op het NK in 2010 ingevoerd werd wonnen twee scholieren namelijk meteen de Open Finale. Sindsdien moest een balans bewaakt worden tussen twee definities van Novice: debaters die jong of onervaren zijn, en debaters die nog niet zo goed zijn. De vereningen op de Bondsraad kozen met hun nieuwste regel – waarbij scholieren nog maar op vier studententoernooien voordat ze niet langer novice zijn – spreken radicaal voor het laatste, en gaan daarin in onze ogen veel te ver.
In dit pleidooi zullen we eerst uiteenzetten waarom het hoofdargument van de voorstanders – het bevorderen van inclusiviteit voor studentennovices – niet word bevorderd. Vervolgens leggen we uit waarom deze regel een grote groep scholieren ontmoedigd. Ten derde trekken we de discussie breder: we gaan in op de definities en beweegredenen om de novicestatus te hebben, en leggen uit waarom deze regel daarin niet passend is.
De regel schaadt de inclusiviteit van novices
Het is opvallend dat de Bond, een organisatie die pretendeert de debatsport in zijn algemeen te promoten, nu veel heisa maakt over de deelname van scholieren aan debattoernooien. De regel lijkt dan ook vooral ingegeven te zijn doordat de studentendebatverenigingen bang zijn dat hun jonge leden afgeschrikt worden door goede scholierendebaters: Eigen novice eerst, in feite. Ze slaan hiermee volgens ons de plank mis.
De goede scholierendebater blijft immers bestaan en zal nog steeds tegen studentendebaters debatteren. De situatie word zelfs erger wanneer deze scholieren geen novice meer zijn: eerstejaars worden nu namelijk verteld dat ze al achterlopen op nog jongere scholieren en dat ze geen eerlijke debatstrijd kunnen voeren met deze scholieren. Los daarvan vinden wij het argument dat goede debaters jonge debaters afschrikken raar. Debattoernooien blijven een wedstrijd, waarbij goede deelnemers imponerend over kunnen komen. Wanneer de Bond dat wilt voorkomen zullen ze moeten denken aan veel radicalere voorstellen, zoals een quota op finaleplaatsen voor de top 10 van de NDR.
De oplossing voor verenigingen moet dus niet zijn om de illusie te creëren dat beginnende leden nu altijd een eerlijke kans word geboden. Investeer in plaats daarvan meer aandacht en tijd aan goede trainingen. Of zorg ervoor dat leden niet naar toernooien gaan met het idee dat ze het goed móeten doen. Loof bijvoorbeeld een prijs uit voor het lid dat het meest vooruitgegaan is tussen twee toernooien in. Maar probeer zeker niet om de inclusiviteit van studenten te bevorderen door scholieren het gevoel te geven dat ze uitgesloten worden.
De regel is onzuiver en ontmoedigend
Laten we één voorbeeld nemen om te kijken hoe de regel werkt: de zesdeklassers van het Stedelijk Gymnasium Nijmegen, een succesvolle ‘debat’school. We hebben gekeken naar het effect van deze regel op hun leerlingen. Wat blijkt? Van hun vijfkoppig NK-team zullen drie sprekers uitgesloten worden. Echter, de reserve word wel uitgesloten, maar hun beste spreker op het NK en beste spreker van hun NK-voorronde blijft novice. De regel slaat dus totaal niet aan bij de werkelijkheid.
Dit komt vooral doordat de regel in alle haast als compromisvoorstel na een ondoordachte discussie door de Bondsraad gejaagd is. Hierdoor doet ze geen recht aan de realiteit van het scholierendebat. Zo kijkt ze bijvoorbeeld alleen naar deelname aan studententoernooien, en blijft iemand die al vier jaar op rij meedoet aan het NK Scholieren nog steeds novice. Dit isl problematisch omdat het vaak niet de beste scholieren zijn die deelnemen aan studententoernooien. Het gevolg is dan ook dat door deze regel de top van het scholierenveld vaak buiten schot blijft, maar de enthousiaste scholier die een extra zetje kan gebruiken ontmoedigd word.
Om dit laatste punt te ondersteunen plaatsen we het verhaal van Marijn Bellemakers van het Willibrord.
“Ik zou mezelf, als iemand het me zou vragen, zeker beschrijven als novice. Ik begon iets meer dan 1 jaar geleden met debat, maar ik was het in het begin vooral aan het ‘aftasten’. Ik begon heel enthousiast te worden en ging veel studententoernooien doen, ook om nog te kijken of ik het wel echt leuk vond. Ik haal niet vaak erg hoge scores dus als ik iets wilde bereiken op een toernooi was dit natuurlijk de noviceprijs. Toen de regel werd ingevoerd voelde ik me een beetje ‘gepest’. Ik ben een van de weinige scholieren die meer dan 4 toernooien heeft gedaan, zelfs scholieren die veel beter zijn dan ik en met meer ervaring [op scholierentoernooien] zijn nog novice. Door deze regel ben ik mijn eerste novicefinale, op het BDT, misgelopen, samen met mijn partner die nog wel novice is.
De regel richt zich op een specifieke groep die alleen erg enthousiast is, en verpest daarmee hun doel een novicefinale te halen. Met de oude regel kon je het ‘recht’ verwerven geen novice te zijn door iets heel goeds te halen, maar nu ben je geen novice meer als je als enthousiasteling 4 keer je gezicht laat zien, en dit vind ik erg jammer.”
Wat Marijn’s verhaal laat zien is het ontmoedigende effect van deze maatregel. Het gekke is dat voorstanders van de regel de reden hierachter onderschrijven: wanneer mensen gemotiveerd worden door succes, dan haken ze af wanneer dit als onbereikbaar worden gezien. En scholieren worden veel harder door deze regel geraakt dan studentennovices. In de regel duurt het namelijk langer voordat zij goed genoeg zijn om een open break te halen. Dat vergroot de ontmoediging alleen maar.
De Bond stuurt het signaal dat scholieren alsonwelkome gasten op het feestje van studenten worden gezien, in plaats van volwaardige deelnemers en toekomstige leden van studentenverenigingen. Zelfs al zorgde de vorige regel ervoor dat sommige studenten stopten met debatteren, de huidige regel zorgt ervoor dat minstens net zoveel scholieren zullen stoppen of niet beginnen aan het studentendebat.
De regel sluit debaters uit die oprecht novice zijn
Sommige voorstanders beargumenteren deze regel echter niet op haar voor- of nadelen: zij denken dat scholieren met wat toernooiervaring niet meer onder de definitie van novice vallen. De grootste denkfout die voorstanders daarmee maken is dat zij novice puur en alleen als een competitiestatus zien die je kan ontgroeien.
Hoewel je, door te breaken met zeer hoge speaks, je novicestatus kwijt kunt raken is deze regel bewust zo nauw mogelijk opgesteld, om een zo’n klein aantal mogelijke debaters uit te sluiten. Novice-zijn is namelijk belangrijk vanwege de sociale en educatieve steun die het biedt. De sociale factor ligt hem erin dat novices elkaar vaker tegen kunnen komen – bijvoorbeeld op het novicetoernooi en tijdens novicebreaks – en zo sneller vriendschappen kunnen sluiten. Dat is een belangrijke reden om te blijven debatteren en ook gunstig voor het verbeteren van banden tussen verenigingen.
Pedagogisch is deze regel ook heel erg problematisch. Novicefinales zijn bedacht om novices extra kansen te geven zichzelf te ontwikkelen. Maar door het verlies van de novicestatus los te koppelen van het halen van een break ontneem je veel jonge debaters deze ontwikkelingskans. En omdat scholieren minder kansen krijgen (vier toernooien versus één heel jaar voor een student), remt deze maatregel hun ontwikkeling dus af.
Maar ook het argument dat deze debaters te ervaren of goed zouden zijn wijzen wij af. Scholieren zijn vanwege hun leeftijd vrijwel altijd minder bedreven in de meeste onderdelen van de debatsport. Zo volgen scholieren minder vaak en lang het nieuws en zijn ze minder ver in hun opleiding, waardoor ze minder kritische vaardigheden hebben ontwikkeld. Het gevolg is dat deze debaters vaak een veel langere tijd nodig hebben om advies te kunnen begrijpen en uitoefenen: vier toernooien voor een scholier is toch vaak twee toernooien voor een volwassene.
Bovendien hebben scholieren in de regel minder goede debatbegeleiding. Hun debatmomenten vinden vaak plaats in verloren tussenuurtjes op de middelbare school, in plaats van op een strak georganiseerde debatavond. Ze worden niet begeleid door masterstudenten met jaren debatervaring, maar door oudere leerlingen, vaak zelf ook nog novice. Voor scholieren zijn studententoernooien daarom niet een aanvulling op de leerervaring van een debatavond, maar de enige mogelijkheid.
Novice-zijn is een middel om vrienden te maken, de studentenwereld te betreden en veel te kunnen leren. Juist scholieren (en dus aankomende studenten) hebben daar baat bij, en zouden dus zolang mogelijk novice moeten kunnen zijn.
Was getekend,
Michel Klijmij* (Coornhert Gymnasium), Roel Becker, Devin van den Berg, Floris Holstege, Emma Lucas, Simon Martina-Perez, Sam Melief, David Metz, Lisa Schallenberg (DSDC), Lizzy Groenenberg (Groene Hart Lyceum), Dennis Klaver (Haarlemmermeer Lyceum), Tessa Heemskerk, Asma Lamgaouch, Romee Lind, Sterre Stolk, Mohamed Zaatout, Liane Zegveld (Hybris), Thomas Herder (Kennemer Lyceum), Ybo Buruma, Gigi Gil, Adrienne Huisman, Lennart van Laake (Leiden), Karin Merckens (onafhankelijk), Simone Landman, Jordy van Rijsingen, Sarah Rust (Roosevelt Debating Society), Jop Flameling, Louis Honee, Tom van Leur, Vivian van Oosten, Juliette Vaessen (Spatha Rhetoricae), Bionda Merckens, Daan Welling (Trivium), Joas Bakker, Marijn Bellemakers, Hendrik van Hout en Jeroen Wijnen (Willibrord Gymnasium).
*Is het oneens met de vier-toernooien regel maar is wel van mening dat de bestaande regels niet afdoende zijn.
Daan Welling
Daan is een oud-debater van de Leiden Debating Union en Nijmeegse Studentendebatvereniging Trivium. Ook diende hij als Bestuurslid PR & Communicatie van de Nederlandse Debatbond (2013-2014).
Over de auteur