Verguisde argumenten moeten weer kunnen
Bijna elke beginnende debater is er wel eens mee geconfronteerd: in je eerste debat moet je een controversieel plan aanvallen; bijvoorbeeld dat sommige mensen, zoals verslaafden, geen kinderen zouden mogen krijgen. Trots sta je op en verkondig je met veel flair dat het krijgen van kinderen een recht is, een mensenrecht zelfs, en dat zoiets niet ingeperkt mag worden. Op het eerste moment is het dan ontgoochelend als de voorstanders, de mensenrechtenschenders, dan toch vaak met de winst aan de haal gaan. De uitspraak van de jury is dan ook vrij schokkend: je komt hier niet mee weg om een mooi praatje te houden over mensenrechten; bij het debatteren gaat het erom dat je uitlegt waarom iets een mensenrecht is, en waarom dát er nu voor zorgt dat je dat recht niet mag afschaffen. In het ideale geval gaat de beginnende debater met deze feedback aan de slag en leert het argument ‘rechten’ uit te werken. Dus hij leert hoe je rechten moet balanceren en de eerstvolgende keer worden er al denkstapjes gemaakt richting een eloquente inhoudelijke verdediging voor het altijd krijgen van kinderen.
Taal en signaal
Ik heb het met opzet over ‘in het ideale geval’. Want heel vaak begrijp je als beginnende debater niet zo goed wat er nu precíes misging. En dat komt doordat de beginnende debater en het ervaren jurylid het woord ‘mensenrechten’ gebruiken, ze het beide over andere definities van hetzelfde woord hebben.
Hoe komt dat? In het boek “Don’t think of an elephant!” legt de Amerikaanse linguïst en politiek activist George Lakoff uit dat hetzelfde woord voor twee verschillende personen een heel verschillende betekenis kan hebben, omgeven door de context waarin het woord geleerd en gebruikt word. Voor een Republikein roept het woord “familie” associaties op met een strenge vader die de orde in het gezin handhaaft, een moeder die het gezin verzorgt en kinderen die naar hun vader te luisteren hebben. Voor een Democraat is het begrip “familie” verbonden met een veel vrijere opvoeding, waarin kinderen de vrijheid moeten worden gelaten om zelf dingen te ontdekken en te leren van fouten. Ouders hebben hierin een sturende rol. Met woorden als “mensenrechten”, “sociaal contract” en “signaalfunctie” is in de debatwereld iets soortgelijks aan de hand. De beginnende debater vind een “recht” heel erg belangrijk, omdat er in de media en in het politieke diskoers heel veel belang aan word gehecht. Er zijn zelfs mensenrechtendagen! Het sociaal contract is de noemer van een van de grootste en – sinds John Rawls het begrip herintroduceerde – belangrijkste theorieën binnen de politieke filosofie. Ook het signaal dat overheidsbeleid uitstraalt komt vaak terug: veel columnisten in de NRC en de Volkskrant schrijven bijvoorbeeld vooral over het ‘mensbeeld’ dat uitstraalt van de plannen het kabinet Rutte. Voor ervaren debaters hebben deze begrippen echter een andere betekenis: zij associëren dit soort woorden met slecht uitgewerkte ‘claims’ en met saaie binrooms. Vandaar dat het gebruik van dit soort labels vaak er al voor kan zorgen dat jij en je team minder serieus genomen worden door ervaren juryleden. Terwijl jij denkt een belangrijk argument te brengen, word je gezien als een claimende amateur en naar de bins verwezen.
Frame het debat anders!
De huidige oplossing die dit probleem kent is dat de beginnende debater zich aanpast aan de framing van de ervaren debaters. Niet langer heeft men het over ‘het sociale contract’, maar wel brengt men de analyse die eronder valt. Naarmate je langer meeloopt op toernooien begin je ook meewarig te denken over mensen die ‘signaalargumenten’ brengen en gniffel je zachtjes van binnen als de spreker tegenover je het over mensenrechten heeft.
Er zijn twee problemen met deze huidige aanpak. Ten eerste zijn deze ‘slechte argumenten’ eerst zo genoemd omdat ze wel degelijk iets over konden brengen. Elk woord heeft nu eenmaal een – sorry – signaalfunctie: het word heel gauw duidelijk waar je het over hebt. Doordat er een soort taboe rust op woorden die makkelijk signalen kunnen overbrengen, word het moeilijker om duidelijker te communiceren in het debat. Een ander belangrijk punt is dat de debatwereld hiermee afgesloten raakt van de wereld hierbuiten. Beginnende debaters moeten een grotere inspanning verrichten om mee te kunnen doen, omdat ze hun hele begrippenkader moeten bijstellen. Voor veel mensen die wel eens rondsnuffelen bij een debatvereniging kan het dedain voor jouw taalgebruik leiden tot een vlucht naar een andere vereniging. Maar bovendien worden we minder overtuigend voor de buitenwacht: woorden als mensenrechten hebben daar nu eenmaal nog steeds veel invloed en aantrekkingskracht. Willen we aansprekend zijn buiten de debatzaal, dan is het belangrijk dat we begrijpen dat bepaalde woorden buiten onze debatwereld sterker klinken dan wij denken.
De oplossing is niet makkelijk: in feite moeten we de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘terugclaimen’: een slutwalk voor het sociaal contract. Ervaren en succesvolle debaters, die vaak het diskoers domineren doordat mensen naar hen luisteren – zij zijn immers de topdebaters waar je als beginnende debater naar opkijkt, en zij jureren vaak de debatten op toernooien -, moeten deze woorden weer opnemen in hun speeches: niet als verontschuldigende inside-joke, maar met de betekenis die deze labels eerst hadden. Sluit analyses over het verkrijgen van kinderen af met ‘en dat vinden wij zó belangrijk, dat we hebben besloten het in onze wetten op te nemen’. Leg goed uit aan die debaters die net beginnen met debatteren hoe ze rechten moeten afwegen. Maar geef hen niet het advies om de woorden “sociaal contract’ of “signaalfunctie” te verzwijgen. Dan houd je namelijk de bovengenoemde problemen in stand.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur