Reinier de Adelhart Toorop schreef een casefile met een uitgebreide analyse over de rol van ouders, kinderen en de staat in debatten.
Op bijna elk toernooi komt wel een stelling voorbij over wat ouders met hun kinderen mogen doen en/of wat zij voor hun kinderen mogen bepalen. Denk aan: Deze Kamer verbiedt de pedagogische tik, Deze Kamer verplicht ouders hun kinderen in te enten en Deze Kamer verbiedt thuisonderwijs.
Het gaat hier meestal om zaken waarvan de meerderheid van het land zal denken dat het niet goed voor het kind is. Aan de andere kant zullen de ouders vaak culturele of religieuze redenen hebben om het juist wel te willen. Mogen zij dan hun zin doordrijven of moeten zij zich aanpassen?
Hieronder zal ik een redenatielijn beschrijven die deels zeer voor de hand ligt en voor een ander deel absoluut aanvalbaar is. Maar ik heb deze lijn in het verleden vaak zeer sterk en bruikbaar gevonden.
De redenatie begint bij volwassenen. Het is in Nederland (en in eigenlijk alle andere landen waar je debatten zou kunnen plaatsen) behoorlijk geaccepteerd dat volwassenen in principe vrijwel vrij zijn keuzes met betrekking tot hun eigen leven te maken. We hebben het dan over keuzes die in principe geen schade brengen aan derden. Als dat wel zo is, is staatsingrijpen vrij algemeen geaccepteerd.
Een praktische onderliggende reden is dat geen ander mens dan de persoon zelf weet hoe zijn voorkeuren precies in elkaar steken en met welke keuzes hij zijn behoeften het best kan bevredigen. Volgens deze redenering is het simpelweg het meest efficiënt mensen zelf hun levenskeuzes te laten maken. Dat geldt in de meeste gevallen. Als mensen overduidelijk keuzes maken waarbij ze zichzelf schaden (denk aan een suïcidale psychiatrische patiënt), dan mag de staat ze tegen zichzelf in bescherming nemen en bijvoorbeeld gedwongen opnemen in een inrichting. Een veel gehoord woord in debatten is in deze context “rationaliteit”.
Een meer principiële lijn zegt dat uit een fundamenteel principe vrij zouden moeten zijn. Zelfs al zou de staat betere keuzes maken, dan heeft ze het recht nog niet dit te doen. Waar bemoeit ze zich mee?
De meeste debaters hangen de eerste (praktischere) lijn aan. We zijn terughoudend met de mogelijkheden van ingrijpen, maar dat is vaak om praktische redenen. Denk aan dwangvoeding geven aan anorexiapatiënten. De meeste opposities zullen erkennen dat als 1) anorexia patiënten inderdaad irrationeel zijn en 2) ze door dwangvoeding beter worden, het plan dan een goed idee is, maar ze proberen 1) en/of 2) aan te vallen.
Merk op dat als je deze lijn in het extreme doortrekt, je erop uit komt dat mensen hun keuzevrijheid slechts in bruikleen hebben van de staat. Zolang ze redelijke keuzes maken vindt de staat dat prima. Als ze te ver gaan, pakt de staat het terug. Weinig debaters zullen deze laatste stap durven maken, maar in ouder/kind-debatten is een vergelijkbare stap vaak vrij handig.
De eerste cruciale stap is dat kinderen als irrationeel gezien kunnen worden. We verwachten niet dat een tweejarige de kosten en baten van al dan niet ingeënt worden kan overwegen of (minder extreem) dat een veertienjarige de gevolgen van het stoppen van school voldoende kan inzien.
Volgens de bovenstaande redenering heeft de staat dus de mogelijkheid om het beslissingsrecht te pakken en zich als voogd voor alle kinderen in te zetten. Natuurlijk heeft de staat die capaciteiten niet. Bovendien is het niet nodig: er is een andere kandidaat om de voogdij op te pakken. Mits dit goed uitpakt voor de kinderen kunnen ouders dit op zich nemen. Het cruciale deel zit natuurlijk in die eerste bijzin “mits dit goed uitpakt voor de kinderen”.
Meestal hebben ouders het beste voor met hun kinderen. Ouders cijferen zich vaak voor een groot deel weg ten gunste van hun kinderen en hun gelukservaring hangt er voor een groot deel van af hoe goed het met de kinderen gaat.
Verder geldt ook dat zij dichter bij de kinderen staan en dus vaak het beste een inschatting kunnen maken van de gevolgen van de keuzes en de gewenstheid hiervan.
Bij de meeste keuzes is er geen duidelijk goed of fout. Denk bijvoorbeeld aan het al dan niet religieus ontwikkelen van kinderen. In deze gevallen lijkt het redelijk om aan de ouders de mogelijkheid te geven één van de (a priori gelijkwaardige) keuzes te maken. Zij kunnen het beste inschatten hoe hun kinderen hierop reageren en of ze er waarschijnlijk gelukkiger van worden. Dat kinderen zonder er ooit zelf voor gekozen te hebben zo in een bepaald levenspatroon terecht komen nemen we voor lief.
Bij andere keuzes lijkt dat onderscheid tussen goed of fout er voor de meeste mensen wel te zijn. Denk aan het geslagen worden, het niet ingeënt worden en het krijgen van vermoedelijk minder goed onderwijs. In die gevallen lijkt de voorwaarde waaronder de staat de autonomie over de kinderen aan de ouders heeft verstrekt geschonden te zijn. De staat heeft daarom het recht dat terug te pakken van de ouders. Ze kan de ouders verplichten naar haar keuzes te handelen en in extreme gevallen kan de ouder uit de ouderlijke macht worden ontzegd.
Het feit dat het in bijna alle landen geaccepteerd is dat ouders in bepaalde gevallen uit de ouderlijke macht kunnen worden ontzegd kan als verder bewijs dienen voor het begin van de redenering: dat de staat de ultieme bewaker is van de rechten van kinderen en dat ouders de voogdij slechts in bruikleen hebben.
Samenvattend is de redenatie dus als volgt:
- Mits mensen rationeel genoeg zijn om de gevolgen van hun keuzes in te zien, hebben ze zo volledig mogelijke keuzevrijheid.
- Kinderen hebben dat vermogen nog niet.
- Dus moet een andere actor dat keuzerecht van ze overnemen.
- A priori zou dat de staat kunnen zijn.
- Echter: de staat heeft beperkte capaciteiten. Als iemand die taak over wil nemen: graag.
- Bijna alle ouders hebben het beste met hun kinderen voor
- Zij zullen dus hun best doen keuzes te maken die het beste zijn voor hun kind.
- Ook om praktische redenen (informatie), is het het efficiëntste om ouders het keuzerecht over hun kinderen te geven.
- Als echter één van de bovenstaande drie punten duidelijk niet geldt, vervalt de conclusie dat ouders de beste keuzes maken voor hun kinderen.
- Het recht komt dan terug bij de staat. Deze kan ouders keuzes opleggen of ze eventueel uit de ouderlijke macht ontzeggen.
Dit stuk verscheen eerder in De Redenaar, het verenigingsblad van ASDV Bonaparte.
Disclaimer: de hier beschreven lijn kan gebruikt worden in een wedstrijddebat. In een wedstrijddebat worden de posities van voor- en tegenstanders door loting bepaald. Sprekers verdedigen niet per sé hun eigen mening.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur