Zet een groep debaters bij elkaar en je krijgt vanzelf op een gegeven moment een discussie wat het beste format om in te debatteren. Is het ideale format nou AP [Amerikaans Parlementair, Red] of BP [Brits Parlementair, Red]? In deze driedelige reeks geven drie vooraanstaande Nederlandse debaters hun visie hierop. Vandaag als tweede en reagerend op Danique: Daniël Schut!
Snel, scherp, to the point: dat is Nederlands Parlementair (NP). Direct een debat bij het nekvel grijpen, zonder dralen de tegenstander de doodsteek toebrengen. Één misplaatst argument, één niet-onderbouwde bewering en BAM!: je verliest.
Tegenwoordig hangen debaters de nieuwe Rawls of Nozick uit. Want dát, dicteert Danique in haar rijpe wijsheid, is ‘waar debatteren om zou moeten draaien’: “gedachten experimenten uitvoeren” (sic!), op basis van “logica” (hoewel ethiek zich niet verdraagt met logica), zodat we juist niet kunnen waar de maatschappij, zoals Danique zelf stelt, wél om vraagt: scherpe zinnen formuleren die het hart van een politieke kwestie raken.
Het oude NP is beter dan BP en wel hierom:
1. NP is strategischer
Er zijn, aldus de formele dialectiek, drie soorten argumentatiezetten: ‘beweren’ (u beweert: “Softdrugs is schadelijk en moet verboden worden”), ‘aanvallen’ (uw opponent valt aan: “Softdrugs is niet schadelijk, want….”) en ‘verdedigen’ (uw partner verdedigt: “Softdrugs is wél schadelijk want, …”). Debaters kiezen een argumentatiestrategie door te kiezen wáár ze de meeste nadruk op leggen: vallen ze meer aan of beweren ze meer? Verdedigen ze of plaatsen ze meer tegenaanvallen?
De keuzevrijheid van de tweede-helftteams in BP is beperkt omdat we hier een extensie vereisen. Dit beperkt óók de keuzevrijheid in de eerste helft: de beide tweede sprekers anticiperen op extensies door zélf te extenderen. Zelfs de eerste oppositiespreker zet liever een ‘eigen lijn’ uit, dan de eerste propositiespreker te slopen. BP verplicht teams ‘beweren’ te verkiezen boven de twee andere argumentatiezetten, wat leidt tot ziekelijke matter grab.
NP laat sprekers vrij in hun strategiekeuze. Hierom heet in NP de tweede beurt gewoon ‘tweede beurt’, en niet ‘extensiebeurt’. De tweede sprekers hebben alle vrijheid om te doen wat het debat op dat moment van ze vraagt. Soms is dat zich verdedigen tegen een oppositie die veel aanviel, soms is dat aanvallen van een oppositie op haar eigen lijn. Ook de oppositie heeft meer vrijheid om vanaf beurt één te kiezen vooral de propositie af te breken, óf een eigen lijn uit te zetten.
Conclusie: NP biedt teams méér strategische vrijheid en is hierom strategischer.
2. NP is competitiever
In NP kun je alleen winnen door te winnen. Dit Cruyffisme geldt niet voor BP. Op internationale toernooien vergenoegen wij ESL-sprekers ons ermee, in de voorrondes telkens tweede te worden: we halen de ESL-break dan (vaak) wel. Dit bereik je door risicomijdend debatteren: houd je aan de rolvervulling en werk je argumenten bloedeloos uit met SEXI. Je wint niet, maar je verliest ook niet.
Helaas benaderen debaters NP tegenwoordig alsof het de eerste helft van BP is. Dit blijkt uit Daniques kritiek dat debaters in NP, hoewel ze dezelfde stellingen, voorbereidingstijd en hersenen hebben als in BP, niet tot de kern van een debat komen. Dat is alleen maar zo als je de risicomijdende BP-strategie volgt, waarin je als eerste helft wacht tot de kern van het debat als schimmelkaas gedurende het debat tot rijping komt en je vervolgens hoopt dat de jury zich herinnert dat jouw matter grab het voorouderlijk stremsel van dit onwelriekende product was.
Oorspronkelijk moet je in NP al in de eerste beurt je stempel op het debat drukken door de kern van het debat te benoemen en te beargumenteren waarom jíj die kern van het debat gáát winnen. Doe je dat niet, dan doet je tegenstander het en heb jij verloren. Die competitiviteit van NP dwingt debaters om dieper na te denken bij de voorbereiding: je zoekt éérst de kern van het debat, hierna pas argumenten. In BP spui je zoveel mogelijk argumenten om je speeches er vervolgens mee vol te proppen. Conclusie: NP is competitiever en dwingt debaters tijdens de voorbereiding meer na te denken.
3. NP is begrijpelijker
Dat je in BP een beetje kunt winnen en een beetje kunt verliezen, is slecht voor debaters én verwarrend voor juryleden en toeschouwers. Perfecte juryleden, jaren geschoold in de argumentatietheorie, kunnen altijd prima uitleggen wat exact het verschil is tussen een tweede en derde plek. Maar perfecte juryleden bestaan niet. Het gevolg: oneerlijke jurering. In de beste zalen op een BP-toernooi mag je hopen op eerlijke jurering, maar in de bin-rooms jureren dezelfde muppets die vroeger in de bin-rooms debatteerden en er toen ook al niks van begrepen. Vergelijk dat met NP: de stelling staat (propositie wint) of valt (oppositie wint). Ook de minder begenadigde juryleden maken doorgaans minder fouten, omdat ze minder keus hebben en het onderscheid duidelijker is.
Hieraan gerelateerd: waar Danique een logistiek voordeel ziet, zie ik een PR-nachtmerrie. Als zelfs niet-perfecte juryleden al moeite hebben om onderscheid te maken tussen een tweede en derde plek, hoe ziet een buitenstaander dit dan? Die ziet een stel pretentieuze blaaskaken die elkaar met onbegrijpelijk jargon overtreffen in praatzuchtige irrelevantie. Hoe vaak kun je ‘fundamentele’ normatieve concepten van een debat zoals de (on)mogelijkheid van vrije wil herkauwen? Moeten we bij elk debat over internationale betrekkingen altijd éérst een slechte imitatie van een eerstejaarscollege over soevereiniteit aanhoren, terwijl we liever willen weten wat er waar aan de hand is en wat we er aan kunnen doen?
Conclusie
Het NP van nu is een schaduw van wat het was. Tegenwoordig kennen we niets dan de logge, langdradige spreekstijl van BP en zijn we het gewiekste, lichtvoetige NP van vroeger vergeten. Door de nadruk op het telkens maar ‘beweren’ als argumentatieve zet én door de argumentenwirwar van vier partijen, volgt debatteren helaas de heilloze weg van zwaargewicht bokser George Foreman. Deze kolos deelde klappen uit als de beste, won er goud mee op de Spelen en wist zeker dat niemand van hem kon winnen….totdat de veel slimmere en knaphandiger Mohammed Ali in 1974 acht rondes lang dansend Foremans mokerslagen van zich af liet glijden met dezelfde strategische wendbaarheid die een échte NP-debater kenmerkt. Wie neemt u liever als voorbeeld: de bokser die bekender is als verkoper van een elektrische grill, of The Greatest of All Time?
Dit stuk verscheen eerder in De Redenaar, het verenigingsblad van ASDV Bonaparte.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur