‘Bp is balanced door P.O.I’s zodat iedereen kan engagen. En rebuttal is ook constructive’ In de Nederlandse debatwereld is bovenstaande zin geen uitzondering. Regelmatig worden er debatten gevoerd, waarin de sprekers meer Angelsaksische dan Nederlandse termen gebruiken. Dit gebeurt in de bin rooms, maar misschien nog wel meer in de zogenaamde topkamers. Dat is op zijn minst opmerkelijk. Bovendien worden Engelse termen ook nog wel eens verkracht: rebutallen is vlees noch vis in beide talen. De vraag is nu, waarom doen wij dit? Schamen wij ons zo om Nederlander te zijn of zijn de Engelsen simpelweg veel beter? Hier een korte analyse over de geboorte van het Nederlands wedstrijddebat.
De meest voor de hand liggende reden voor de anglofilie in de Nederlandse debatwereld is natuurlijk dat de debatwereld zijn roots in Engeland heeft en daar bovendien nog veel populairder is dan in Nederland. Het Nederlandse wedstrijddebat is pas rond grofweg 1980 populair geworden en dit met vlagen gebleven. Dit is goed te zien in de opkomst van Nederlandse studentendebatverenigingen. Rotterdam was in 1989 de eerste met EDS en Groningen sloot met GDS Kalliope de rij in 2007. De Nederlandse debatcultuur is als het ware geboren uit deze langere Engelse traditie, en heeft logischerwijs veel van zijn gebruiken overgenomen. Maar zoals elk kind naarmate het opgroeit, zich tegen zijn ouders gaat verzetten, zou men verwachten dat Nederland in de loop der jaren zich ook tegen de Engelse afkomst zou verzetten en zijn eigen identiteit zou ontwikkelen. Dit blijkt nauwelijks het geval te zijn.
Het begint al bij het format. Waar elke Engels sprekend land zijn eigen format ontwikkelt, speelt Nederland vooral leentjebuur bij het Engelse format (BP) en het format dat ze in de Verenigde Staten gebruiken (AP). De enige die ik ooit over een aparte Nederlandse vorm heb gehoord is Daniël Schut, maar deze vorm is op zijn zwakst gezegd niet dominant, en zelfs niet erg bekend bij debatterend Nederland.
Dan is er nog de manier waarop in Nederland toernooien georganiseerd worden. Hierbij worden, net als in Engeland, CA’s en DCA’s met veel aanzien geronseld. Het lijkt soms wel hoe bekender het jurylid, hoe hoger het toernooi staat aangeschreven. Hoe beter de imitatie hoe geslaagder het toernooi lijkt het dan. Van debaters zou toch verwacht worden dat ze met een uitgebreidere argumentatie kunnen komen dan ‘ dit is goed, want in Engeland doen ze het ook zo’.
Zou er ooit een tijd komen dat de Nederlandse debatwereld opgroeit, in de puberteit terechtkomt om vervolgens volwassen te worden? Een eerste stap in de richting lijkt gezet op het Bonapartiaans debattoernooi dat afgelopen zaterdag plaatsvond. Op dit toernooi geen CA maar een juryvoorzitter, geen DCA’s maar een klankbordgroep en er werden geen speeches gegeven, maar redevoeringen. Je kunt het leuk of overdreven vinden, maar het blijkt wel duidelijk dat er voor veel gangare debattermen nog geen synoniem is in het Nederlands. Op Facebook wordt druk gespeculeerd over Nederlandse woorden voor bin room (rommelkamer), runner (loopjongen) en prisoners dilemma (gevangenenval). Het nadenken over deze termen is misschien een begin voor een meer eigen Nederlandse debatvorm. Zou dit kunnen leiden tot een situatie waarin er allemaal Nederlandse termen zijn voor intervarsity, bin room, de break halen en de woorden waarmee dit artikel mee doorspekt is? Zou NP ooit zo erg integreren dat ze in Engeland af en toe voor de lol een ronde NP gaan doen? Ik ben benieuwd!
Een eerdere versie van dit artikel verscheen eerder in De Redenaar, het verenigingsblad van ASDV Bonaparte.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur