In een andere tijd, een mythische tijd lang geleden, een tijd waarin AP opkwam als dominante debatvorm, een tijd waarin debatteren een spelletje was waarin iedereen meedeed en Erasmus altijd won, was er slechts één team dat de aartsrivaliteit tussen het Ajax en Feyenoord van debatland durfde te overstijgen: Edward van Geuns (Bonaparte) en Alexander Eerdmans (EDS) wonnen in 2001 als mixteam het NK Debatteren. Als legendarische koningen van Númenor schitterde hun verbale heerschappij inspirerend hoog aan het debatfirmament en haalden zij zelfs de open finale van het Europees Kampioenschap, een prestatie die pas jaren later door twee UDS’ers werd overtroffen. Zouden wij, Luciën de Bruin (EDS) en Daniël Schut (Bonaparte) in hun legendarische voetsporen kunnen treden? Of zouden wij roemloos ten onder gaan, en één van de andere vijftig uitmuntende teams er met de titel ‘Nederlands Kampioen Debatteren’ vandoor gaan?
Onder genot van heerlijke zelfgebakken duurzame Bonataartjes deden de rap arriverende teams de bekende rituele dans: handen schudden, grappen maken en ondertussen denken ‘ohjee, komen zij ook? Als we hen maar niet in de eerste ronde tegenkomen…’. Dit ritueel ten spijt deed de willekeurige tabbing zijn verrassende werk, waardoor we in de eerste ronde uitkwamen tegen twee absolute kanshebbers, Rogier Baart en Karin Merckens, die besloten hadden hun concurrenten wat minder angst in te boezemen door zich te verkleden als lieveheersbeestjes.
Lucïen en ik trokken alles uit de kast – iets wat in de volgende rondes telkens noodzakelijk bleek: in debatten over dienstplicht, over verjaringstermijnen en over de Griekse staatschuld navigeerden we telkens langs lastige tegenstanders met slimme strategieën naar een nipte overwinning. Het voorrondedebat over Noord-Korea was óók lastig, maar om een hele andere reden: twee dappere dames van het Barlaeus waren voorstander maar hadden nog nooit de tijd gehad om zich in te lezen in de situatie.
Dit team loste hun gebrek aan kennis op door vol op het retorische orgel te gaan: in twee hilarische speeches stelden ze onomstotelijk vast dat Kim Jong Un compleet onbetrouwbaar was want ‘YOLO’. Onze diepgravende dossierkennis was vanaf minuut één compleet irrelevant, waardoor ze ons welbewust en razendslim voor het moeilijkste debat in de voorronde plaatsten. Helaas wint retorisch talent het niet altijd op een NK Debatteren, maar als deze twee sprekers zo door blijven gaan garandeer ik u: deze twee Barlaeanen worden binnen twee jaar de meest eloquente en strategisch slimme debatkampioenen die Nederland heeft voortgebracht.
Tijdens de kwartfinale hadden we de zaal niet mee: we namen het op tegen Bonaparte A, en ondanks dat de in de zaal aanwezige Bonapartianen wisten dat Luciën en ik hadden geprobeerd ons in te schrijven als Bonaparteteam, was de lucht zwanger van tribalisme tegen ons ‘verraders’. Bob en Benjamin gedroegen zich als tegenstanders echter voorbeeldig en bleven zich, trouw aan de gentleman’s game die debatteren is, waardig richten op hun argumentatieve inhoud.
De halve finale was misschien wel ons meest taaie debat. Het begon met de infoslide: ‘Nu is er een tweede kans voor zware criminelen. Oude persoonlijke informatie wordt gewist, ze krijgen een nieuwe naam en soms ook een nieuw uiterlijk met behulp van plastische chirurgie.’, waarna de stelling was: ‘DK geeft iedere burger indien zij dat wensen een tweede kans.’ Over het algemeen is het een redelijke richtlijn: als het hele debat draait om de definitie, dan zijn de voorstanders onduidelijk geweest en maken ze minder winkans. Daarom vielen Jeroen Heun en Daniël Springer ons ook continu hierop aan: als de definitiekwestie kon blijven plakken, gingen zij met een makkelijke win de finale in.
Op weg naar de prachtige Vondelkerk kregen we te horen dat de ándere halve finale ook niet helemaal volgens stramien was verlopen. Senna Maatoug vertelde dat haar team de stelling niet helemaal juist had opgeschreven, waardoor ze zich op het verkeerde debat hadden voorbereid. Slechts varend op hun uitmuntende improvisatievermogen namen zij en het jonge genie Devin van den Berg het op tegen de twee titanen, Rob Honig en Ali Al-Khatib.
We trokken onze wenkbrauwen dan ook verbaasd hemelwaarts toen de finaleteams werden aangekondigd: Senna en Devin namens Leiden B zouden het opnemen tegen Erasmus DL, Luciën en mijzelf. Die onverwachte finaleplek deed me veel: Lucïen en ik hadden ons degelijk voorbereid door samen bij ons thuis oefendebatten te houden en ingewikkelde politiek en rechtsfilosofische artikelen naar elkaar te sturen (en dan vaak niet te lezen, sorry Luciën).
Tijdens het toernooi was ik aardig gespannen, maar dat viel van me af toen ik geloofde dat ik verloren had. Het gevolg was dat ik, en volgens mij Luciën, Senna en Devin met mij, met een blij verrast en vrij gevoel de finale inging. Gelukkig ook nog over een onderwerp waar ik me weken op verheugd had: iets met internationale politiek, dictators en het Midden-Oosten als relevant voorbeeld, met de stelling: ‘DK installeert na een militaire interventie waarbij een dictatuur wordt omvergeworpen een zo goed mogelijke nieuwe dictator’. Waren al die dagen The Economist en de briefings van The International Crisis Group uitpluizen niet voor niets geweest!
Betreft die finale: ik weet in ieder geval dat wij vieren er heel veel plezier in hadden. Ook al konden we elkaar niet altijd even goed verstaan vanwege de galm (de alkoof waar we in stonden is ontworpen om geluid naar het publiek toe te projecteren, niet om geluid te ontvangen), het was duidelijk dat we het alle vier een leuk onderwerp vonden en we lol met het debat hadden. Naar ik begrijp vond het publiek dat ook, ook al was er terechte irritatie over ondertussen dronken geworden, luidruchtige debaters in het publiek.
Korte tijd later verkeerden wij debaters weer in de ‘echte mensen’-wereld, in Café Zouk, waar we op de uitslag wachtten. Uiteindelijk bleek dit vooral de dag te zijn van mijn geweldige teampartner, Luciën de Bruin: hij stond ongenaakbaar bovenaan in de lijst met sprekerspunten, samen braken we als beste team én uiteindelijk won hij, met mij, de finale. Achteraf bezien was het voor ons een succesvol toernooi, maar het was bovenal ook een leuk toernooi: zoals het Bonaparte betaamt was de planning strak en perfect op tijd, was de catering heerlijk, waren de stellingen uitmuntend en waren de locaties passend en feestelijk.
En zo geschiedde: twee oeroude debatverenigingen, het Arnor en Gondor van debatland, die de opkomst en bloei van het AP-format eigenhandig hebben bewerkstelligd, de één door het telkens te winnen (Erasmus), de ander door er telkens het beste toernooi in te organiseren (Bonaparte), sloegen de handen ineen en gaven het AP-format een waardig afscheid.
De Nederlandse Debatbond (NDB) stelt zich als doel het wedstrijddebat te bevorderen en ondersteunen in Nederland. Als nationaal overkoepelend orgaan vertegenwoordigt de NDB ongeveer 1.000 leden waarvan de meesten lid zijn van één van de debatverenigingen die Nederland rijk is.
Over de auteur