Door Floris Holstege
Op 22 november, 29 november en 6 december werd er gestreden om de 33 plaatsen die beschikbaar waren voor de finaledag van het NK Scholieren in Leiden, die plaats zal vinden op 11 januari.
Dit jaar werd gekenmerkt door vele veranderingen in het format en de jurering. Dat was ook te merken onder alle deelnemers en de organisatoren. In het kort waren er vier grote veranderingen:
• Het zogeheten trias-format (drie sprekers per kant) is ingewisseld voor het World’s Schools format (vier sprekers per kant).
• Er zijn aparte juryleden voor stijl en inhoud. Dat betekent dat een team op inhoud kan verliezen, maar op stijl kan winnen. Daarbij telt inhoud wel zwaarder.
• De spreektijd voor de eerste drie sprekers is verlengd van drie naar vier minuten. De vierde sprekers krijgen slechts twee minuten.
• Er worden geen extra sprekerspunten toegekend bij winst.
Er zullen vier voorrondes plaatsvinden, met twee voorbereide en twee onvoorbereide stellingen. De mogelijke voorbereide stellingen luiden als volgt:
• Zodra de generatie die de WO II heeft meegemaakt is overleden, zijn 4 en 5 mei achterhaald
• Asielzoekers in Nederland moeten tijdens hun procedure afgescheiden blijven van de samenleving
• De politie moet niet ingrijpen bij geïsoleerd geweld tussen hooligans
In de voorrondes hadden veel teams moeite met de invulling van de nieuwe rol van de derde spreker en het voldoen aan de nieuwe, langere spreektijd van vier minuten.
Er waren gelukkig genoeg teams die deze hindernissen konden overwinnen. Op de lange termijn zullen er meer scholen zijn die wennen aan het zogenoemde World’s Schools format. De organisatie had onervaren juryleden en scholen in deze voorrondes echter veel beter kunnen voorbereiden.
In de debatten die ik heb mogen aanschouwen waren de meeste sprekers van de derde beurt niet op de goede weg met hun rolvervulling. In het World’s Schools format moet de derde spreker aantonen waarom zijn kant het debat gewonnen heeft. Dit doet hij aan de hand van weerlegging en herstel op weerlegging. Vaak kwam dit tot uiting als een superieure weerlegbeurt waarbij sprekers noch de punten van de tegenstander aanstipten, noch de relevantie uitlegden.
Dit is geen probleem, want iedereen moet wennen aan het format. Om te voorkomen dat het niet nog een keer fout gaat moeten de juryleden wel in staat zijn feedback te geven op de deelnemers. Zo kunnen de teams die nog niet op de goede weg zitten niet gecorrigeerd worden als juryleden geen idee hebben wat de exacte rolvervulling is van de derde spreker. Dat was helaas vaak het geval.
Als men werkelijk streeft naar een goede vervulling van het World’s Schools format moet het wel zeker zijn dat iedereen die jureert op zowel de voorrondes als de finaledag het format begrijpt. Zo kunnen jonge scholieren makkelijker doorstromen naar het internationale debattoneel. Dat scholen niet goed zijn voorbereid is een eigen keuze, maar dat de organisatie zijn eigen juryleden zelf niet goed voorbereidt is hen wel kwalijk te nemen. Uiteraard kunnen er fouten gemaakt worden, maar wat voor scholen geldt die de fout in gaan met het format geldt ook voor de organisatie: stoot jezelf geen twee keer aan dezelfde steen.
Op de finaledag hoop ik dan ook dat we een professionelere jurering krijgen dan tijdens de voorrondes. Ik heb dan ook alle vertrouwen in het feit dat de organisatie dat dit keer wel voor elkaar krijgt. Er is echter nog wel iets te zeggen over de keuze voor deze stellingen.
Ik heb alle stellingen samen met mijn team (Utrechts Stedelijk Gymnasium) mogen uitwerken. Er is een aantal dingen aan te merken op de keuze van stellingen.
Elke stelling heeft een harde propositielijn. Bij de stelling over asielzoekers worden mensen van werk, contacten en leefomgeving afgesneden en bij de stelling over hooligans worden agressieve hooligans niet gestraft. Dan hebben we het nog niet eens over de 4 en 5 mei-stelling. Elke stelling zou voor studentendebaters of scholen die veel trainen en er veel tijd in steken goed te doen zijn. Voor de gemiddelde school op de finaledag zijn dit daarentegen stellingen waarbij vaak de oppositie een groot voordeel heeft. Dat wil niet zeggen dat er geen goede lijn voor de propositie gevonden kan worden, wel dat het voor een meerderheid van de scholen erg moeilijk zal worden. De meeste scholen gaan voor een groot deel uit van intuïtie, geen enkele stelling heeft een intuïtieve propositielijn.
Dit zal tot een aantal situaties leiden:
• Het debat is moeilijker aan de kant van de propositie. Dat leidt er toe dat de school misschien beter kan debatteren, maar net aan de moeilijkere kant staat. Daardoor kunnen uiteindelijk niet de beste scholen doorgaan, maar de scholen die net aan de makkelijkere kant zitten.
• Het debat loopt uit de hand, omdat de propositie in zijn radeloosheid op zoek naar een goede lijn een gekke of onverwachte lijn kiest. Daarmee proberen ze zelf een voordeel te behalen, wat de kwaliteit van de debatten niet ten goede komt.
Op het gebied van jurering denk ik dat de organisatie zijn les heeft geleerd, op het gebied van de stellingen zullen we het nog moeten ontdekken. Wat er precies gaat gebeuren op de finaledag is onmogelijk te zeggen, maar ik hoop dat mijn ongelijk wordt bewezen wat betreft de stellingen en de jurering. Ik wil niets liever dan een zo goed mogelijk NK Scholieren.
Mascha Bloemer
Mascha is een alumnus van de Amsterdamse Studentendebatvereniging Bonaparte. Zij was redacteur van SevenTwenty (2012-2013) waarna ze in 2013-2015 de rol van hoofdredacteur op zich pakte.
Over de auteur