Daniel Schut evalueert een rapport over het nut van debat van de English Speaking Union.
Enkele jaren geleden kwam ik in de kroeg met een fervent schaker in gesprek over of dat debatteren waar ik me zoveel mee bezig hield nou wel enig nut had. “Nou, nut, nut…” zei ik “Ik vind het vooral leuk, net zoals jij schaken leuk vindt”. Dat viel niet in goede aarde bij de schaker: “Jajaja, ik vind schaken leuk, maar veel belangrijker is dat schaken goed is: je leert er logisch en strategisch van denken. En dat debatteren van jou, daar leer je alleen maar slap mee lullen”. Ik kon dat natuurlijk niet over mijn kant laten gaan en lepelde een spaghettipan vol anekdotisch bewijs op: dat ik heb gezien hoe mensen door debatteren beter leerden zichzelf te uiten, vaker en dieper nadachten over welke standpunten ze innamen en beter de krant lazen waardoor ze een veel betere algemene ontwikkeling hadden. De schaker bood me een remise aan, vooral omdat het tijd was voor de laatste ronde.
Een echte debater neemt zulk anekdotisch bewijs natuurlijk nooit voor waar aan. Een echte debater vraagt bewijs: is het écht zo dat je van debatteren iets nuttigs leert? Gelukkig bracht de English Speaking Union onlangs een meta-analyse uit om die vraag te beantwoorden. Zij bekeken in totaal 51 rapporten die onderzochten of debatteren een positief effect had op schoolgaande en/of studerende jeugd, voornamelijk in de leeftijd van vijf tot achttien jaar. U kunt het volledige rapport hier (PDF) lezen, ik pik er voor u enkele belangrijke conclusies uit.